Psycholoog Fanneke begroet oud cliënt Nelleke enthousiast: “Ik weet nog hoe je hier binnenkwam. Je zat zo in je stoel!” Fanneke zwiept haar benen over de armleuning en zakt onderuit. Nelleke schiet hard in de lach. “Echt waar? Jij hebt dat dus gewoon onthouden! Was ik zo ontspannen of was ik zo nerveus? Of zat ik zo, omdat het me allemaal niet boeide?” Fanneke: “Ach, ik maakte ervan dat je gewoon lekker je gangging. Hoe het echt was, weet ik natuurlijk niet, want ik kende je toen nog niet.” Nelleke: “Ja, dat kan ook! Of het was vermijding en ik dacht: ik doe dit wel even.” Fanneke: “Dat dacht je inderdaad wel toen je hier kwam. Even er doorheen en dan weer verder met mijn leven.” Nelleke lacht. “Viel dat even tegen!”
Nelleke
Oud-cliënt
Fanneke
Psycholoog
Vanaf minuut één kletst Nelleke er vrolijk op los. Over haar vrienden, waar ze alsnog de ‘puberdochter’ kan zijn die in haar jeugdgeen ruimte kreeg. Over de baby van deze vrienden, waar ze zo van geniet. Als het over de oorzaak van haar problemen gaat, is Nelleke terughoudender. “Wat doet dat ertoe?” Wel wil ze kwijt dat ze depressief was, omdat ze onvoldoende had geleerd om met haar gevoelensom te gaan. Nelleke: “Toen ik bij De Hoop kwam, was ik net uit huis. Ik moest leren wie ik zelf was en wat ik wilde. Daar kwam pas ruimte voor, toen ik op mezelf ging wonen. Wat wil ik eigenlijk, als niemand zegt wat ik moet doen en als ik het niet af kan lezen aan al het gedrag om me heen? Dat was voor mij heel moeilijk, omdat ik geen idee had wie ik was. Dat proces heeft echt heel lang geduurd.”
Twee kanten
Fanneke: “Nelleke kwam voor gesprekken bij de volwassenzorg, toen ze net 18 was. Ze kwam zonder haarouders, dat gebeurt niet zo heel vaak op die leeftijd. Ze had twee kanten: ze kwam echt in de knoop binnen, maar had óók een vrolijke houding en wilde graag haar problemen aanpakken. Ik vind het heel stoer hoe ze de tanden erin heeft gezet. Maar ik denk dat wij allebei niet konden overzien wat er allemaal nog zou komen. Wat ik me kan herinneren is een heel verhaal vanuit haar jeugd, wat totáál niet aan haar af te zien was. Ik verwachtte een kwetsbaar meisje, een beetje getroebleerd. Soms kan je het ook echt aan mensen afzien dat ze een zware jeugd hebben gehad.
Zij had dat helemaal niet. Ik weet nog dat ik toen al dacht: ‘pittig meisje. Die gaat het wel redden’. Nelleke is heel zelfstandig en prettig in het contact. Dat is ook leuk aan haar en dat heeft ze ook goed kunnen gebruiken.” Nelleke: “Ik hoor dat vaker. Ik vind mijn verhaal zelf heel normaal en denk dan: het is nou eenmaal zo, dus laat ik er het beste van maken. Maar anderen schrikken er vaak van. Ik studeer nu zelf Social Work. Door de informatie die ik dan lees, ben ik ook weleens verbaasd hoe ik eruit ben gekomen, want de kansen zijn minder. Dus ik ben best wel blij met mijn karakter.”
“Je kan er wel alleen over praten, maar dan blijft het in je hoofd. Het moet ook gaan landen; hoe voélde het dan?”
Relativeren
Samen met Fanneke leerde Nelleke beter relativeren. “Ik kon me heel erg vastbijten in mijn gevoel. Dat werd bijna een wereld op zich. Ik kon daar niet objectief naar kijken en werd er soms door opgeslokt. Als ik dan een beetje somber was, was ik gelijk heel bang dat het gevoel nooit meer weg zou gaan. Dat kan ik nu wel beter relativeren. Ik vind het nog steeds wel ingewikkeld, maar toen trok ik mezelf nog verder naar beneden met de gedachte dat het nooit meer goed kwam. Nu ben ik er minder bang voor.” Of er vroeger ruimte was voor haar gevoel? Nelleke lacht opgelaten: ‘wel een leuke vraag!?’ Ze aarzelt. “Mijn thuissituatie was veeleisend en ik had verantwoordelijkheden die niet bij een kind pasten. Ik moest nog leren voelen toen ik uit huis ging, ik had helemaal geen idee! Ik raakte van elk gevoel in paniek. Hoe heet wat ik voel nu eigenlijk… en is dat dan normaal of niet? Mag je dat voelen of is dat overdreven? Ik vind het soms ook best grappig: hoe ben ik zover gekomen in mijn leven zonder dat te snappen?” Ze lachen samen. Nelleke: “Terwijl ik wel echt een gevoelsmens ben.” Fanneke: “Ik denk dat je er thuis toch niet echt iets mee had gekund. Nelleke: “Dus dan bestond het ook niet echt, nee.”
Gedachten aanpassen
Fanneke besloot om het veel over gedachten te hebben met Nelleke. “Dat sluit bij haar aan. Ze kan haar gedachten goed verwoorden. Gevoelens waren véél ingewikkelder. Daar gingen we op een gegeven moment meer aandacht aan besteden.” Fanneke en Nelleke gingen met het G-schema werken, een oefening uit de cognitieve gedragstherapie. Een situatie wordt bekeken aan de hand van 5 G’s: de Gebeurtenis, je Gedachten, je Gevoel, je Gedrag en het Gevolg. Zo krijg je inzicht welke gedachten vervelende gevoelens oproepen en vind je ruimte voor verandering. Nelleke: “Het G-schema klikte voor mij: als ik aanpas hoe ik denk, gaat mijn gevoel ook veranderen. Gevoel was altijd iets wat me overkwam. Als schoolwerk vroeger niet lukte, zei ik tegen mezelf: ‘Je kan het prima, stel je niet zo aan en werk wat harder’. Nu ben ik minder streng voor mezelf en denk ik: je hebt slecht geslapen, logisch dat het even niet lukt. Probeer het nog een kwartier en anders is het daarna klaar. Omdat je jezelf niet afbrandt, voél je je daarna ook minder slecht.”
“Onze maatschappij en onze wereld zijn niet perfect, veel mensen hebben een gat in hun hart. Maar je bént gewoon al oké.”
Invloed en betrokkenheid
Nelleke leerde ook om zich minder zorgen maken om de mensen om haar heen. “Ik kijk nu naar de ‘cirkel van invloed en betrokkenheid’. Ik kan niet alles veranderen, maar wat kan ik wél doen? Ik maak me bijvoorbeeld veel zorgen om een kindje in mijn netwerk, dat niet veilig opgroeit. Ik kan haar niet in huis halen. Maar wat kan wel? Ik heb zelf heel erg gemist dat mensen mij en mijn situatie zagen toen ik opgroeide. Ik had geen normaal netwerk. Op school had ik een maatschappelijk werkster, Maura. Zij is blijven hangen, omdat ze dacht: volgens mij ben ik echt het enige lijntje dat je nu hebt. En als ik dan wegga, dan is het helemaal…” Nelleke valt even stil. “Daarom schrijf ik het kindje soms een brief, die ze kan lezen als ze ouder is. Zo laat ik haar weten: Ik heb je wél gezien. Ik weet niet of ze er wat aan gaat hebben, maar dit is wat ik nú kan doen.”
Leren stilstaan
Fanneke en Nelleke begonnen aan schrijftherapie. Nelleke: “Bij schrijftherapie moet je trauma’s echt aangaan. Ik weet nog dat ik een geschreven stuk voorlas en dat Fanneke dan zei: ‘oké, nu nog een keer, maar dan ademhalen tussendoor’. Zo snel las ik er dan doorheen, ik vond het zó spannend.” Fanneke: “Ik vond dat tempo belangrijk. Nelleke kan heel gezellig kletsen. Maar ze kan er daardoor ook snel overheen praten. Bij therapie is juist het doel om stil te staan bij wat er is gebeurd. Je kan er wel alleen over praten, maar dan blijft het in je hoofd. Het moet ook gaan landen; hoe voélde het dan? En dat voelt niet fijn, maar is wel nodig om door te kunnen.” Dat was ook een les voor Fanneke zelf. “Ik moet heel eerlijk zeggen: het is niet mijn eerste natuur, ik ben ook een beetje snel en ga er dan makkelijk in mee. Ik moest dus heel bewust zeggen: ‘toen voelde je je erg alleen’ en dan een stilte laten vallen. Ik weet nog dat Nelleke uiteindelijk een keer moest huilen, dat heeft heel lang geduurd. Terwijl ik er allang om kon huilen.” Nelleke: “Ik vond dat heel lastig, huilen bij anderen. Nu zijn er een paar mensen bij wie ik het durf. Altijd alleen huilen is wel heel naar. Getroost worden is gewoon heel belangrijk én best fijn.”
Juiste lading
Een bijeffect van schrijftherapie is dat een depressie ook wordt behandeld. Fanneke: “Je schrijft je verhaal op en herschrijft het daarna met een therapeut. De lading moet kloppen. Als je zegt dat een situatie ‘best lastig’ was, maar voor een kind was het verschrikkelijk, dan wil je dat erin hebben. Pas als je onderkent hoe erg de situatie was, ga je ook accepteren welke impact het op je had. Dat beïnvloedt vervolgens je stemming. Je schrijft om het verleden een plekje te geven, maar het is ook al heel hoopvol dat je naar het einde toeschrijft. Een belangrijke vraag is bijvoorbeeld: ‘Hoe heb je het toen volgehouden?’ Daar sta je normaalgesproken niet bij stil, maar vaak zijn er dan toch mooie dingen te vinden. Maura, of je karakter, of je geloof in God… Je verhaal hoeft niet mooi te worden; je leert er anders naar kijken. Anders kan het een lang en somber verhaal worden.”
“Nog steeds leer ik dat je jezelf los mag zien van wat er met je is gebeurd.”
Kwetsbaarheid
Fanneke vindt het mooi aan haar werk dat ze er zelf ook van leert. “Je mag dichtbij mensen komen, maar dat kan alleen als je zelf kwetsbaar durft te zijn. Als ik er als een stijve hark ga zitten, ga jij niet het achterste van je tong laten zien. Dat is iets wat over en weer speelt. Ik heb de neiging om te vermijden en ik vond het ook altijd lastig om over gevoelens te praten. Dat klinkt gek, want ik ben dit werk gaan doen. Maar in het begin moest ik ook echt zoeken hoe gevoelens werkten. Dat zag ik terug en herkende ik ook bij Nelleke, daar leerde ik ook elke keer weer van. Als je in dat contact zit, steek je van ieder gesprek wel wat op.” Nelleke: “Ook al is het contact in een therapiesessie vaak eenzijdig, je ziet toch echt wel een stukje van jou. Het klikt, ik kan mijn gevoel delen, er ontstaat iets.” Fanneke beaamt dat. “Ik denk dat je best veel van een therapeut ziet. Gewoontes, uitdrukkingen, waar je wel en niet om lacht…” Fanneke gelooft dan ook erg in gelijkheid. “Het maakt niet uit waar je vandaan komt, het gaat erom wie je als mens bent. Ik hoop echt dat ik dat kan overbrengen op iedereen die bij mij komt.”
Je bent al oké
Ook Nelleke wil deze boodschap aan anderen meegeven. “Nog steeds leer ik dat je jezelf los mag zien van wat er met je is gebeurd. Ik vind het belangrijk dat iedereen leert dat je in de kern oké bent. Ook al doe je stomme dingen, dat betekent niet dat jij stom bént. Dat wil ik ook graag meegeven in mijn werk met kleine kinderen. Onze maatschappij en onze wereld zijn niet perfect, veel mensen hebben een gat in hun hart. Maar je bént gewoon al oké. Als je dat al weet, hoef je ook niet zo hard te werken.”
Medicatie
Nelleke schiet pardoes in de lach. “Weet je nog, Fanneke? Ik slikte een tijdje medicatie en had dat op eigen houtje stopgezet. Ik vond dat zo stom, ik wilde liever dwars door alle problemen heen. Maar ik had het jou niet verteld. Na een poosje vroeg je: ‘Hoe gaat het eigenlijk met je medicatie?’ Ik zei: ‘Ik ben er al een tijdje mee gestopt.’ Je moest zo hard lachen en zei: ‘ik dacht net dat het begon te werken!’ Daarna heb je wel uitgelegd dat het niet handig is om zomaar te stoppen. Maar ik had als persoon niet gefaald. Ik was nog steeds oké.”
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen in Hoop Magazine, de derde editie van 2023.