Is een beroep op de ggz altijd nodig? Of kunnen we ook bij elkaar terecht met onzekerheid, vragen en pijn. ‘De noodzaak om met elkaar een netwerk te vormen waarin de ander kan schuilen is groter dan ooit.’

Ggz-instellingen staan vandaag de dag in de aandacht vanwege hun wachtlijsten. Ggz-instellingen zijn op zoek naar meer zorgprofessionals en ze worstelen met hun budgetten. De hulpvragen blijven stijgen.

Vandaag de dag zoekt veertig procent van de volwassen Nederlanders hulp bij de ggz, en bij kinderen is dat veertien procent. Die percentages zijn enorm gestegen in de afgelopen decennia.

De ggz kan de toestroom niet aan. En dat is voor alle betrokkenen frustrerend en schadelijk. Het gaat zo niet. We kennen allemaal de schrijnende verhalen van veel te lang wachtende kinderen of ouderen. Zodra er maatschappelijk iets aan de hand is, denk aan de recente coronapandemie of de huidige oorlog in Oekraïne, dan kunnen we als ggz ‘wachten’ op een toename van problemen. En we hebben er simpelweg niet voldoende mankracht en geld voor.

"Wie is er bij psychische onbalans aan zet: de ggz, of u en ik als naasten?"

Staatssecretaris Maarten van Ooijen is nu met een plan gekomen om de Jeugdzorg te hervormen (ND, 14 mei). Dat is goed nieuws. De contracteersystematiek in de jeugdzorg is een drama. Interessant is echter ook dat de staatssecretaris ervoor pleit de vraag naar lichte ggz-zorg te keren. Hierin zit een kritische vraag aan ons allen: horen alle hulpvragers wel thuis in de ggz? Wordt de hulpverlener te snel geraadpleegd, en de weg naar de ggz te snel ingeslagen?

Er wordt vaker verwezen naar onze individualistische, veeleisende maatschappij als medeveroorzaker van ggz-problemen. Kunnen we nog omgaan met tegenslagen, wennen aan het idee dat lijden erbij hoort? Natuurlijk loop je veel te huilen als je bent overvallen, of een zwaar verlies hebt geleden; dat vraagt nog niet direct om traumabehandeling, toch? Hoe hoog is de lat die we leggen voor opvoeders, voor jongeren, voor onszelf? Mag je ook iets niet kunnen, zenuwachtig zijn, of meedoen zonder uit te blinken? Hoe snel ben je een ‘probleemgeval’?

Niets is zo basaal voor een mens als de behoefte aan verbinding.

De coronaperiode in de afgelopen twee jaar heeft ons op dat punt getroffen. Erbij horen, gezien worden, ingebed zijn. ‘Het is niet goed dat de mens alleen is’, zei God. Tot je bestemming komen, van betekenis zijn, dat doe je niet alleen.

De coronapandemie duwde ons terug in ons huis. Niet meer naar het werk, de kerk, niet naar school. De gezonde en heilzame werking van contacten werd minder. Voor velen, ook jongeren, was juist dit helemaal niet goed te dragen. Bij mensen die toch al wat wiebelden heeft dit extra psychische onbalans gebracht. En wie is er dan aan zet: de ggz? Of u en ik als naasten?

Polarisatie en wantrouwen naar de overheid vieren hoogtij. Gevoelens van veiligheid en geborgenheid staan zeker bij kwetsbare mensen onder druk. De noodzaak om met elkaar een netwerk te vormen waarin de ander kan schuilen is groter dan ooit.

voelbare dreiging

Ook nu het oorlog is bij ‘de buren’. Poetins aanval op Oekraïne vormt een dreiging die aankomt, die raakt. Het leven lijkt niet meer zo veilig en maakbaar als dat het voorheen leek te zijn. Dat is gemakkelijk een voedingsbodem voor tobben, zeker als je er aanleg voor hebt. De noodzaak om een vangnet te vormen voor elkaar en anderen, om van betekenis te kunnen zijn in relatie tot anderen is groot.

Er ligt een geweldige uitdaging voor kerken en wijkkringen om te bouwen aan een dragende (mini)samenleving. Waar men zich gezien, gehoord en ingebed voelt, en waar men van betekenis kan zijn. En uitgenodigd wordt, of opgezocht. En daar zijn ook al allerlei mooie initiatieven van zichtbaar. Gelukkig.

We horen bij elkaar, gemaakt om van waarde te zijn, dicht bij God. Dat is het beste medicijn. Wat kan het (samen) naaste zijn in uw omgeving betekenen voor het vraagstuk van de ggz?

Dit opinieartikel verscheen 19 mei in het Nederlands Dagblad en is geschreven door onze bestuurder, Irene Blom. 

Bekijk het artikel op nd.nl