Met lichte paniek in zijn stem belt mijn collega naar het kantoor waar ik zit. Het is iets voor lunchtijd en de medicatieronde van 12.00 uur zou al klaar moeten zijn. Maar een cliënt, laten we hem Rob noemen, is nog niet langsgekomen. “Ik heb hem gebeld en gezegd dat hij moet komen, maar hij zegt dat ‘ie niet komt. Wat moet ik nu?”
De mondhoeken van mijn collega krullen wat omhoog. Het is zeker niet de eerste keer dat dit gebeurt. Rob is gepokt en gemazeld in de GGZ en weet precies hoe hij een nog jonge begeleider op de kast moet krijgen, of in ieder geval enigszins uit balans. In mooie woorden noemen we dit in onze tak van sport ook wel ‘gevorderd patiëntgedrag’.
"In mooie woorden noemen we dit in onze tak van sport ook wel ‘gevorderd patiëntgedrag’."
Als je een beetje door de nukkige buitenkant heen kijkt, ontmoet je een klein deugnietje. In de vorm van een grote knuffelbeer. Maar dan wel een knuffelbeer die zijn halve dorp van herkomst op stelten heeft gezet, en met dank aan een kordate burgemeester nu bij ons woont. En het nog relatief goed doet ook. Natuurlijk heeft meneer zijn grillen en een flinke ‘gebruiksaanwijzing’, maar dat hebben de mensen bij ons allemaal in meer of mindere mate. Vaak helpt het om een beetje te spelen, en flink wat humor te gebruiken. En een dosis geduld helpt altijd.
Maar goed, onze jonge collega zit er nu maar mooi mee en met mild en vriendschappelijk leedvermaak instrueren mijn collega en ik hem telefonisch wat hij zou kunnen proberen en lichten we toe wat eerder werkte om meneer in beweging te krijgen.
Als we even later aan de lunch zitten belt onze collega weer, met een vrolijke opwinding in zijn stem. “Ik heb niks hoeven doen, hij kwam uiteindelijk gewoon naar het loket toe…” We schieten allemaal in de lach. Ik kan de pretoogjes van Rob voor me zien.
Wouter Seinen, woonbegeleider Beschermd Wonen bij De Hoop ggz
Deze column verscheen in het ND op 29 februari 2020