Het is stil in mijn kamer. Ik zit achter mijn bureau en kijk uit het raam naar de bedrijvigheid op straat en het groene grasveld daarachter. Ik wil deze keer schrijven over rouw en ik worstel ermee.
Is mijn voorzichtigheid een uitdrukking van herkenning?
Bij verbazend veel van mijn cliënten, komt het thema ‘rouw’ op een moment in hun proces naar voren. Ik denk aan de cliënte die rouwt om het verlies van haar gezondheid en haar baan vanwege ernstige post-covid. Aan de jongen die rouwt om het verlies van zijn onbevangenheid doordat hij jarenlang gepest werd. Soms rouwen mensen om dat wat niet was, maar wel had moeten zijn. Zoals een veilig, geborgen thuis en betrokken ouders die aansluiten bij de emotionele behoeften van hun kind.
Iedere keer als dat thema rouw op tafel komt, merk ik dat ik voorzichtig word. Dat ik nog meer mijn best doe om behoedzaam aan te sluiten en ruimte te maken voor wat zich aandient. Dat ik nog meer zoek naar woorden die raak zijn. Hoe komt dat? Vanwaar die extra lading?
Is het een echo van mijn eigen behoefte?
Misschien, peins ik, komt het doordat ik zo graag iets goed wil maken voor iemand die geconfronteerd wordt met niet-goed. Een klassieke reparatie-reflex? Alsof ik als
empathische therapeut iets van het leed kan verzachten, door de juiste woorden te spreken en echt te luisteren. Dat kan natuurlijk niet, maar de neiging is er wel. Of zou het komen doordat ik zelf ook weet wat rouw is? Is mijn voorzichtigheid een uitdrukking van herkenning? Een echo van mijn eigen behoefte?
Ik kom er niet helemaal uit, maar de stilte is weldadig en het mijmeren doet me goed. Sommige vragen krijgen nou eenmaal geen makkelijk antwoord.
Deze column is geschreven door Annelies Peekstok, psychotherapeut bij De Hoop Groep. De column wordt oorspronkelijk geplaatst in het Nederlands Dagblad van 23 november 2024.